De Vlaamse Gerrit van den Dries (67) is opgeleid als onderwijzer maar heeft zijn leven uiteindelijk gewijd aan het bouwen van vakwerkhuizen en broodovens. Toch blijft hij ook onderwijzer; nog immer draagt hij met liefde zijn kennis over aan wie het maar wil horen. Een betoog over bomen, brood, ovens, oorspronkelijkheid en een burn-out.
‘In een zoomgesprek ben ik niet zo thuis’, begint Gerrit dit interview, haast verlegen en een beetje voorovergebogen achter zijn iPad. ‘Roep maar als ik iets moet zeggen.’
Wat dacht u toen Peik u vroeg om in Nederland een oven te komen bouwen?
‘Ik heb me altijd opengesteld voor mensen die geïnteresseerd zijn in het bouwen van ovens. Zo goed en zo kwaad als dat kon heb ik altijd geprobeerd te helpen. Of de vraag nu uit Nederland of uit Rusland komt, dat speelt weinig rol. En toen bleek dat Peik een innerlijke gelijkenis bezat, was het gauw beklonken.’
Waar bleek dat uit?
‘Een kunstenaarsziel, sociaal en geïnteresseerd in techniek, dat zijn al drie raakpunten. En dat ‘ie ook nog werkt met jongeren die een beetje op zoek zijn naar “wat moeten we nu met ons leven”, dat heeft zeker geholpen. Toen ik ging kennismaken, daar op die werkplaats achter het zwembad in Amsterdam, gaf dat de doorslag. Het is precies wat we moeten doen in deze tijd.’
Waarom?
Gerrit lacht: ‘We gaan direct naar de filosofie, hè? Ik denk dat heel veel jongeren niet het onderwijs krijgen wat ze zouden moeten krijgen. Dat men zoekt naar een biologische of natuurlijke scholing. Jongeren willen iemand tegenkomen die hen laat zien wat er ook kan en dat dat niet altijd een diploma hoeft te zijn. We moeten de jongens, en de meisjes natuurlijk ook, van het idee afhelpen dat ze niet tot een lagere klasse behoren als ze met de handen werken. Met de handen werken is vijftig procent handen en vijftig procent hoofd volgens mij. Maar allez, we gaan niet aan politiek doen nu.’
Waar komt uw liefde voor werken met leem, zand en kalk vandaan?
‘Waar is dat begonnen? Ik woon in een lintdorp, beide zijden van de straat staan beplant met huisjes, dat is hier in België de gewoonte. Ik was net getrouwd, mijn vrouw was in verwachting en ik kreeg nestdrang. Vaders konden vroeger ongelooflijk veel, die konden zich een nest [huis, red.] bouwen. Die extra inzet, dat is een natuurlijke manier van doen en die duurt totdat het oudste kind zeven jaar is. Na die zeven jaar zag ik de realiteit onder ogen en toen dacht ik: oeh lala… wat heb ik hier nu neergezet? Nee, ik had het niet goed gedaan zag ik toen. Ik had namelijk nooit gekeken naar de geschiedenis van de techniek. Wat wil ik daarmee zeggen? In deze streek hier in België bouwen ze sinds de landbouw met leem en hout. Met wat men vindt onder uwe voeten en binnen wandelafstand. Ik ben gaan zoeken naar oude technieken, want wat ik had neergezet heeft niks met traditie te maken, ik heb er veel spijt van gehad.’
Oude technieken
Het is de tijd ver voor YouTube en Gerrit van den Dries gaat naar Antwerpen en Duitsland om daar naar de oude technieken te zoeken en die te bestuderen. Het valt nog niet mee om de juiste informatie te vinden. Gelukkig heeft hij vier kameraden die op dat moment al tachtig jaar zijn. Fokke Koeiketel is een van hen. ‘Dat waren mensen die met niks alles konden maken. Die staan nergens te boek maar van hen heb ik heel veel geleerd. Koeiketel moest ieder jaar met zijn vader uitgevallen stukken leem weer inlemen zodat het in de winter weer een beetje comfortabel was. Hij wist hoe je dat mengsel, die leem, moest aanmaken. Fokkes ogen glinsterden onder zijn zware wenkbrauwen toen ik hem zei dat ik een lemen huisje wilde bouwen. “Dat moet je doen”, zei hij. En zo begon het. Het feit dat hij tegen mij zei: “Gij gaat dat kunnen, want gij kunt tekenen”, dat gaf mij een boost. Er zijn geschiedenisboeken over van alles: koningshuizen, oorlogen, auto’s maar geen één over iemand die in stilte leem maakt om een huis mee te bouwen.’
Echte kennis
‘Voor mij zijn die oude technieken niet hip of retro, maar echte kennis. Naar een bos gaan en een goede boom herkennen en die kappen. De boom mee naar huis sleuren en er balken van maken. Dat past zoveel beter bij een mens dan achter de computer zoeken bij bol.com naar houten planken. Als ik hier op vijftig meter van mijn huis het bos intrek met mijn kruiwagen en een handzaag en ik kom met een balk naar huis dan ben ik de gelukkigste mens op aarde. Mijn schouder doet dan een beetje zeer maar dat is de leeftijd.’
Burn-out en depressie
Hij schudt zijn hoofd en legt vriendelijk uit dat wij mensen niet door hebben dat de wereld rondom ons niet meer past op de natuurlijke mens. Dat de wereld een beetje te druk is geworden en dat we daar niks meer aan kunnen doen. Dat veel mensen kampen met een burn-out, depressie of eenzaamheid. Gerrit van den Dries bouwde een lemen huisje in zijn tuin en daar maakte hij zijn eerste oventje in. De slechtste oven ooit, vindt hij nu.
‘Maar ik vond een hoop kennis dicht bij huis, want mijn vader heeft jarenlang een oven gestookt. Ik had mijn oven klaar en ik belde hem: “Pa, ik ga hem aansteken, kom je ook?”
“Nee, nee, nee,” zei hij, “dat is veertig jaar geleden, daar weet ik niks meer van.”
“Dan doe ik het zelf wel.”
“Kun je dat wel? Wacht, wacht, ik kom eraan.”
En ze kwamen, mijn ouders. Mijn moeder met een kommeke bloem en gist en mijn vader om de oven aan te steken. Dat is hij negen jaar lang iedere vrijdag blijven doen. Zo heb ik geleerd hoe je een oven kunt stoken, dat was parate kennis bij hem. Die kennisoverdracht is gestopt. Ik ben bezig met zuurdesembrood en ik doe niets liever dan dat voortzeggen, hoe je dat goed maakt. Ik maak een moederdesem en telkens wanneer iemand mij belt of ik nog moederdesem heb dan splits ik dat en krijgen ze de helft. Dat is nog eens lesgeven hè?’
Hoe was dat voor u toen u aankwam in Amersfoort, bij de Armen de Poth?
‘Die regenten, dat was gestructureerd Hollands, dat vind je bij ons niet. De Armen de Poth is geen seculiere maar een reguliere organisatie met veel historie hè. Daar in die grote zaal van de regenten met dat oude schilderij. Je voelt de geschiedenis daar, dat vond ik geweldig.
Ik had natuurlijk ook geen officiële papieren om een oven te restaureren, ik heb mijn kennis van Fokke Koeiketel, maar ik ben begonnen met tekenen. De architect die het Rijksmuseum heeft gedaan was daar ook en ik voelde me heel kleintjes. Hij bekeek de tekeningen en zag dat het goed was. Dat was een speldje op mijn mouw, daar was ik heel blij mee. De regenten zeiden: “Doe maar”.’
Collectief proces
Van zijn zesendertigste tot vandaag de dag heeft Gerrit van den Dries zo’n zeventig ovens gebouwd of gerestaureerd. Hij kan er uren over praten, met zijn vriendelijke Vlaamse accent, over hout, leem, en ovens en brood als ‘product’ van collectief werk.
‘Broodbakken was vroeger gemeenschapswerk. Men had een veldje met rogge en tarwe en moest zaaien, maaien, drogen, malen en bakken ter plekke. Er was één oven in het dorp. Iedereen maakte deel uit van het collectieve productieproces.’
Zijn we doorgeschoten in onze geïndividualiseerde maatschappij denkt u?
‘Ik ben altijd een beetje op mijn hoede dat ze me vast willen pinnen op retro, ik ga altijd naar de bron. En dat is de oorsprong van techniek en de noodzakelijkheid die we hadden. Ik wil geen brood bakken omdat dat er zo lekker uitziet of omdat het beter is, maar omdat het past op d’n “wilde” mens, de oorspronkelijke mens. Zo leefden wij en zo zijn wij ontworpen. Het is niet omdat bol.com bestaat dat wij in ene keer aangepast zijn. Wij krijgen daar een burn-out van, maar we merken het niet. Leemwerken doe je in een groep, het is fysiek zwaar, maar in een groep werken is keer op keer een succes. Dan komt de geestdrift onder de mensen en dat leidt tot een goed resultaat. Met een glimlach naar huis. Het is een natuurlijke manier van samenwerken. Als ge een keer een burn-out hebt komt ge maar een keer lemen met mij, dan zijt ge zo van uw burn-out af. Op een gegeven moment doet alles zo zeer, dan denkt ge niet meer aan uw burn-out.’